Post Description
Er zijn aan het begin van de negentiende eeuw in ons land ‘luilevende armen’ die in plaats van te werken liever hun hand ophouden. Men noemt ze ‘ene grief voor onze natuur, luije buiken, onbeschaamde deugnieten, zedelooze voorwerpen’. In het in 1822 te Overijssel opgerichte bedelaarsgesticht de Ommerschans zullen die eens hard worden aangepakt en heropgevoed. Uit alle windstreken, van Hoorn tot Veere en van Brussel tot Groningen, worden de bedelaars door gemeentebesturen ‘opgezonden’. Maar zijn het wel allemaal bedelaars? Met veel liefde voor het onderwerp en de mensen die er een rol in spelen, en met oog voor vermakelijke details, vertelt Wil Schackmann het verhaal van het gesticht en zijn bewoners. Met verrassende conclusies.
Recensie(s)
In dit boek wordt ingedeeld naar periode – vooral het tijdvak tussen 1818 en 1827 – de geschiedenis verteld van de kolonie Ommerschans waar de Maatschappij van Weldadigheid trachtte armen weer 'bekwaam tot den arbeid' te maken. Er is een uitvoerige inleiding over de economische omstandigheden kort na de Vrijwording (1813) van de Fransen en over de keuze en inrichting van de plek. Er zijn beschrijvingen van individuele, opgenomen armen. Maatregelen van plaatselijke overheden en van de koning worden besproken en vooral ook de grote verschillen tussen de armen ten gevolge van de aanzienlijke mate van willekeur bij de toezending. Eronder waren lieden die wel degelijk werk hadden. En met de vrouwen kwamen veel kleine kinderen mee. Achterin een naamlijst van de eerste 1252 'kolonisten', waaronder ook enkele 'Belgische Nederlanders'. Met enkele illustraties in zwart-wit. De auteur heeft naarstig geput uit brieven en verslagen en heeft die gegevens omgesmeed tot een vlot leesbaar verhaal. Schackmann was jeugdwerker en journalist en is vanaf 1986 uitsluitend schrijver. Eerder publiceerde hij het geprezen 'De proefkolonie' (2006)* over Frederiksoord.
Comments # 0